Citroen zijdehoenkrielen
Citroen Zijdehoenkrielen Tekst Hans Ringnalda
citroen buff
Er is bij de standaard kleurbeschrijving van buff, tientallen jaren geleden opgesteld, geen rekening gehouden met het feit dat er zwart pigment nodig is bij donkerpotige rassen. Buffkleurige dieren van een ras dat donkere poten moet hebben, hebben dus een 'probleem' als men vasthoudt aan het raskenmerk donkere poten. Of omgekeerd, buff dieren zonder zwart in de vleugels en de staart hebben een probleem met de pootkleur.
Dat komt doordat veerkleurgenen in conflict raken met genen voor andere pigmentering zoals van de poten.
Gelukkig komt er wat consensus met betrekking tot de invloed van veerkleurgenen op andere onderdelen van de kip, want een veerkleurgen kan óók inwerken op andere onderdelen van de kip dan het beoogde veerkleurtje. Dit heet: pleiotropisch effect, een bijeffect. Die effecten kunnen minimaal zijn, maar ook behoorlijk groot. Bij de buff Hollandse kriel verandert de roodverdunner 'dilute' (Di) de donkere pootkleur in een lichtere tint, zij het wat minder als er nog wat zwart in de staartkleur blijft zitten. Bij buff Zijdehoenders en –krielen is het simpelweg een keuze: of een intensieve goudgele buffkleur met grijs onderdons, wat zwart in vleugels en staart en donkere poten, of een matte buffkleur met licht tot wit onderdons zonder zwart, met lichtere poten en een rodere kam. De standaardbeschrijving is gebaseerd op de eerste intensieve kleur, maar zonder zwart in de veren… ofwel je wilt een vuurtje, maar wel een vuurtje dat op de bodem van de zee brandt.
Wat is citroenkleur bij kippen
Citroenkleur is een hobbynaam en zegt niets over wat er in de kip zit.
Citroenkleur bij Zijdehoenkrielen is door de manier van maken op één manier ontstaan, maar door selektie zijn er daarna tintverschillen en ook kleurverdelingsverschillen tussen rood en zwart in op gaan treden.
Ik ging er toen ik in 1984 de eerste kruisingen deed vanuit dat er maar één soort citroen was. Zou het creëren van effen citroen mogelijk zijn? Dat speelde door mijn hoofd toen ik begon met het kruisen van witte Zijdehoenkrielen met citroenporselein Sabelpoten en met citroen zwartgezoomde Sebrights. Ik had als doel buffkleurige, want dat zou er eerst uit ‘moeten’ komen, en in één klap ook citroenkleurige te maken. Want uit buff zou door intelen op zeker moment weer het recessieve citroen moeten vallen. Ook buff Cochinkrielen werden ingekruist (1985). Daardoor had ik, met de kennis van nu, twee verschillende bases voor zwart (ER van de Sebrights en e^b van de Sabelpoten, Cochinkrielen en Zijdehoenkrielen). De eerste paar generaties waren inderdaad min of meer buffkleurig en hadden erg veel zwart door de erfelijke faktor Pg, die zoming en lovering mogelijk maakt. Dit zwart werd door selectie weggefokt, en daarmee ook de erfelijke factor ervoor. Zo rond 1988 had ik de eerste goede buffkleurige diertjes. De eerste buffkleurige dieren ware okergele, bijna licht oranje buff, en zo was de kleur ook bedoeld. Deze dieren zijn gemaakt op basis van goud Aziatisch patrijs e^b, een e-allel dat zwart toestaat. Deze dieren zijn dan ook te herkennen aan wat zwart in de staart en vlerken en grijs onderdons.
In de negentiger jaren kwamen ze in heel Europa terecht en werden in Duitsland en België erkend, en (jaja, eindelijk) ook bij ons in 2007 showwaardig bevonden. Ik selecteerde braaf het zwart weg, zoals de standaard verlangt, en kreeg steeds meer/telkens weer dieren met gele ogen en lichte poten. Logisch nu, maar toen niet. Door deze fokmethode selecteerde ik hoogstwaarschijnlijk ook Di weg, en daarmee de citroentjes. Terug naar citroen.
Ik wist door de afstamming dat er citroen ‘onder’ de buff Zijdehoenkrielen zat, zodat die vroeg of laat door inteelt uit de buffkleurige moesten vallen. De praktijk was weerbarstiger. De basis was e^b (met zwart), ER (met zwart) en E^Wh (met minder zwart). Het gaf me knap wat kopzorgen over hoe die kleurafwijkingen toch mogelijk waren. En, de buffkleurige krielenwaren er wel gekomen, maar de citroentjes verschenen maar niet.
Pas jaren later, rond 2000, kwamen er ook wat lichtere dieren uit voort. Door de achtergrond vonden ze gretig aftrek en meerdere fokkers in binnen- en buitenland probeerden het citroen eruit te destilleren. Dat leek theoretisch nogal makkelijker dan het in de praktijk was. Ze werden wel steeds lichter buff (maar ook vlekkeriger) totdat het tenslotte wel wat op citroen ‘leek’. Beppie Kamphorst was daarmee bezig en later ook Gijsbert Janssen. Maar in feite waren het nog heel licht buffkleurige met bijna wit onderdons, en genetisch niet citroenkleurige. Plotseling vielen er in 2002 uit mijn buffjes zandgelen, zo’n 50% van de nafok, en ca. 20% ‘bleke’. Er zat dus een zeker genetisch ‘patroon’ in. Het buff spliste uit! Zowel de zandgelen als de ‘bleke’ teelde ik in. Uit die bleke vielen in 2004 de eerste meer effen gekleurde ‘citroenachtige’ en in 2005 was het eindelijk raak: de eerste paar effen citroenkleurige met mooie donkere kammen en ogen, maar met wat zwart in de vleugels en de staart. Ik hield er weer wat aan, fokte ermee door. De nakomelingen waren alle vrijwel identiek gekleurde, effen citroenkleurige, even afgezien van het zwart. Het citroen was dus fokzuiver.
Donskleur
Waarschijnlijk waren in het verleden de eerste citroenvariëteiten wat vlekkerig(er) van kleur, want als fouten worden in vroegere uitvoeringen van de standaard en ook in de huidige een ongelijkmatige grondkleur (citroen) genoemd en rood op de schouders bij de hanen. De donskleur bij de tekeningvarianten met citroen is volgens de standaard ‘blauwgrijs met grauwachtig lichtgeel aan de basis’. Bij effen citroen is er echter geen zwart tekeningpatroon behoudens wat in vleugels en staart, het dons zou dan ook min of meer qua kleur hetzelfde moeten zijn als de dekkleur, citroenkleurig, lichtgeel/beige tot op de huid. In de praktijk is dat ook meestal zo.
Uitgangsdieren waren witte Zijdehoenkrielen, citroen Sebrightkrielen en citroen Sabelpootkrielen. Met de kennis van toen moest ik daar buff uit krijgen, waar recessief citroen onder zou zitten.
Het lastige is dat je meestal aan de buitenkant niet kunt zien wat er in een kip zit, dat weet je dan pas als je ermee fokt en inteelt zodat wat erin zit fokzuiver wordt en zichtbaar wordt. Anders blijft het een verrassing.
Nu kunnen verrassingen leuk zijn, echter als je een officiële standaardmatige kleur wil maken dan moet deze uniform blijven door de generaties heen, ermee rekening houdend dat sommige kleuren zwabberen qua tint.
Citroenkleur bij de Zijdehoenders is bedoeld als een sterk verdunde gouden kleur zoals citroenkleur bij de Sebrigt visueel is. Dit is een stabiele basis waarbij de grondkleur vóór de verdunning qua intensiteit bepaald wordt door het e-allel.
Dit is ook zo bij de buffkleurige Zijdehoenders. Bij de Zijdehoenders is nooit een afspraak gemaakt welke tint buff nu het mooist is. Het is vastgelegd bij de erkenning ooit, waarbij de algemene kleurbeschrijving werd overgenomen zonder dat men wist wat erin zat. Veel dieren die die nu geshowd worden hebben een matte buffkleur zonder zwart in de staart en met wit onderdons. Een beetje zoals wat er op een Orpington zit qua tint.
Deze vale buffkleurige Zijdehoenders zijn gebaseerd op een goudtarwe (e^Wh) basis, een kleur die zwartonvriendelijk is omdat rood/goud voorgetrokken wordt bij dit e-allel. Het bijna witte onderdons mengt zich visueel met de veervlag (die open is want zijdevederig) waardoor de onderkant van de kip tot wit aan toe kan zijn. Gelukkig wordt er steeds meer kennis doorgegeven en legt men zich erbij neer dat je niet álles kunt hebben. Zo kunnen zo langzamerhand genetisch onmogelijke eisen uit de standaard gefilterd worden. Aan de buffkleur en ook aan de citroenkleur zullen andere eisen gesteld moeten worden bij Zijdehoenders, omdat het een donkerpotig ras is. Een buff Zijdehoen is geen buff Orpington, hoewel de standaardveerkleurbeschrijving daar wel op is afgestemd. Een Orpington heeft witte poten, de tweede hoort zwartblauwe te hebben. Dit botst met de kleurgenen die nodig zijn voor buff. Je kunt nog zoveel willen op papier, de natuur laat zich maar tot op zekere hoogte dwingen. Met genexpressie kom je een eind.
Citroen krielen
Citroenkleur op een Zijdehoen is een door columbia's begrensde kleur met lichter gemaakt goud is, of een door columbia's begrensde zilveren waarbij het aandeel autosomaal rood netjes verdeeld is over het dier. De laatste hebben donkere kammen, ogen en poten en lazuurblauwe oren.
De goud/rood verdunner Di 'dilute' heeft invloed op de huidpigmentatie bij hanen vanwege hun geslachtshormonen, waardoor de kam sowieso roder is. Echter heeft dit ook invloed op de kam/ huid van de hen, omdat zij slechts één dosis di+ bezit. Deze hebben lichtere kammen, ogen en poten en roodwitte oren.
Er zijn dus meerdere manieren om citroenkleur te maken op een Zijdehoen. Tijdens het maakproces krijg je op zeker moment dat een schijnbaar stabiel verervende kleur ineens uit elkaar gaat spatten. Dat moment vastleggen is belangrijk omdat het inzicht geeft in wat er in een kleur rondzwerft. Als je het uit elkaar spatten juist kunt interpreteren, haal je er de combinaties uit waarmee fokzuiver is verder te gaan. Echter, wil je iets vastleggen voor de toekomst dan is het handig om rekening te houden met wat kan en wat niet kan. Dat betekent ook dat een kleurslag niet onaantrekkelijk moet worden gemaakt door een onmogelijke beschrijving waaraan niet is te voldoen. Ofwel: houden we vast aan de donkere kam, ogen, lazuurblauwe oortjes en poten? Dan zal er zwart in de ooit opgestelde kleurbeschrijving van buff en de nieuwe van citroen moeten worden geaccepteerd!
(Op www.tuinvee.nl heeft Sigrid van Dort een artikel over citroen en koekoek geplaatst met als kern de verdunning van veer-, kam-, oog- en pootkleur en de onderlinge relatie).
8666 en 8669; Buff op e^b en citroen.
1220 en 1289: Ideale citroenen (2008)!
4964: De vlek op de kop verraadt de e^b’s!
1746 en 1748: Buff en citroen, beide op e^b.